Ontschuldig het kind en geloof wat het kind zegt.
Stel zoveel mogelijk open vragen. Voorbeeld: “Kan/wil je er wat meer over vertellen?” Als een kind er niet over wilt praten, respecteer dit dan en spreek af op welke dag en hoe laat je er nog een keer naar gaat vragen.
Stel vragen zowel in de tegenwoordige tijd als de verleden tijd. Het is mogelijk dat het misbruik in het verleden is begonnen, maar nog steeds gaande is. CHECK de veiligheid van het kind!
Gebruik woorden die passen bij de leeftijd. Vraag het kind hoe het de geslachtsdelen noemt en welke terminologie het gebruikt op deze manier is het veiliger om in gesprek te gaan over het onderwerp.
Vraag door over de situaties waarin het misbruik heeft plaatsgevonden en met wie. Als een kind over één situatie/ pleger heeft verteld, zou het ook kunnen dat er meerdere situaties/ plegers zijn (geweest).
Benoem alleen de gevoelens waarvan je zeker weet dat het kind ze heeft (noem het geen onprettige ervaringen als je niet zeker weet dat het kind het als onprettig heeft ervaren).
Val nooit de persoon af waar het over gaat. Wees duidelijk voor het kind dat je het GEDRAG van de pleger afwijst, niet de persoon (i.v.m. loyaliteitsgevoelens)
Benoem dat je er op een bepaald moment (dit weekend, morgen, volgende week) op terug gaat komen of maak een afspraak hiervoor (maandagavond na het eten).
Los dit niet alleen op, deel de verantwoordelijkheid.